De burgeroorlog (1918-1922).

Ondertussen begonnen de opponenten van de bolsjewieken zich te roeren: de Witte legers brachten Siberië en, na de Duitse wapenstilstand in november 1918, ook de Oekraïne onder hun controle. De Finnen, Polen, Esten, Letten en Litouwers riepen hun onafhankelijkheid uit. De Armeniërs deden hetzelfde, maar hun jonge republiek werd drie jaar later tussen Rusland en het kemalistische Turkije verdeeld. Witte generaals trachtten Moskou te bereiken, maar coördineerden hun acties te weinig; deze onderlinge verdeeldheid werd de Witten fataal worden. Ondertussen werd het Rode Leger opgericht. Een interventiemacht, bestaande uit Engelse, Franse, Amerikaanse en Japanse troepen trok via meerdere havens het land binnen. Hun komst werkte in feite averechts: hun aantallen waren te klein om van betekenis te kunnen zijn, maar de interventietroepen dreven de mensen in de armen van de Roden.

De Russische Burgeroorlog werd aan beide kanten zeer wreed uitgevochten. De bolsjewistische soldaten martelden en moordden op grote schaal priesters, monniken, mensen van adel en gewone burgers die niet aan de kant van de Roden stonden. De Witten (monarchisten, mensjewieken, liberalen) deden hetzelfde met rode guerrilla's, joden en anderen. Trotski zei dat alleen door wreedheid de oorlog gewonnen kon worden en de bolsjewieken maakten de zogenaamde "Rode Terreur" tot een deel van hun politieke programma. Lenin dreigde iedere criticus tegen de muur te zetten. In juli 1918 gaf hij persoonlijk opdracht aan Jakov Sverdlov om de tsarenfamilie te executeren. De oorlog veroorzaakte een hongersnood in 1921 en 1922 (plaatselijk kwam zelfs kannibalisme voor) en grote ontreddering. In 1922 wisten de Roden de oorlog ten slotte te winnen, maar het bleef nog tot 1924 onrustig. Twee tot drie miljoen Russen verliet het vaderland; zij waren het die later "emigranten van eerste golf" werden genoemd. De gevluchte of uitgewezen intellectuele elite verzamelde zich hoofdzakelijk in Parijs.

Maak jouw eigen website met JouwWeb